zondag 20 november 2005
Van inburgering naar participatie
Mohamed El Omari in een opiniestuk van De Standaard 17.11.2005 over de kwaliteit van de inburgering en participatie.
"Met sancties ga je mensen niet aanzetten om te participeren
De vrees dat de Franse rellen naar België zullen overwaaien is nog niet achter de rug of onze politici gaan in het integratiedebat alweer over tot de orde van de dag: tegen elkaar opbieden over de hoofden van de allochtonen heen, met een focus op verplichtingen, repressie en het aanleren van waarden en normen.
Het nieuwste konijn dat minister van Inburgering Marino Keulen uit zijn hoed toverde, daartoe aangespoord door CD&V-ondervoorzitter Cathy Berx die meende dat zijn beleid te vrijblijvend is (DS 12-13 november), is het feit dat cursisten hun inburgeringscursus zelf moeten betalen (DS 14 november). De recente oproep van de zelforganisaties voor meer inspraak rond minderhedenkwesties is blijkbaar al snel vergeten. Betaal en zwijg lijkt het motto wel, ook al koop je hiermee een kat in een zak.
Waar de minister een sterke nadruk legt op de uitbreiding van de doelgroep van de verplichte inburgering (kwantiteit), zijn wij vooral bekommerd om een volwaardige en langdurige maatschappelijke participatie van de inburgeraars binnen onze samenleving (kwaliteit). Het concept ,,participatie'' is veel ruimer dan het enge begrip ,,inburgering''. Volwaardige participatie is immers een dynamisch proces, een langtermijnproces ook dat men niet door een kortetermijnmaatregel kan opleggen.
Een sanctioneringsbeleid, dat nu ook uitgebreid zou worden met administratieve boetes, is alleszins niet de ideale manier om mensen aan te zetten om te participeren. Vanuit de gedachte dat dwang tegenstrijdig is met emancipatie, is het aangewezen om veeleer te vertrekken vanuit de intrinsieke motivatie van de cursist.
Wij willen dan ook een lans breken voor de duale trajecten. In het huidige Vlaamse inburgeringsbeleid is er een opsplitsing tussen het primair en het secundair inburgeringstraject. De uitvoering van het inburgeringstraject kent dus een 'volgtijdelijke' opbouw, waardoor het uiteindelijke perspectief van de inburgeraar lang buiten beeld blijft. Het inburgeringstraject blijft hierdoor veelal steken in algemeenheden, die geen verband hebben met de plaats in de samenleving die de inburgeraar wenst in te nemen.
Bij duale trajecten staan alle activiteiten binnen het inburgeringstraject in het teken van het doelperspectief van de inburgeraar. Dat is veelal een arbeidsplaats. Maar voor wie (nog) niet gaat werken, kan het ook een andere vorm van participatie zijn, bijvoorbeeld de deelname aan een beroepsopleiding, het ondernemen van sociale activiteiten of het ontwikkelen van bekwaamheden als opvoeder.
We spreken van een duaal traject als het onderdeel taalonderwijs wordt gekoppeld aan trajectonderdelen die kaderen in het doelperspectief. Wat niet betekent dat Nederlands leren niet belangrijk is, maar het is van belang dat het meer contextgebonden gebeurt. Uitgangspunt is dat een inburgeraar het Nederlands beter leert door het op te pikken in de directe omgeving: op straat, op het werk, in een opleiding. Taal is dus geen doel, maar een middel om informatie uit te wisselen, kennis over te dragen en uiting te geven aan emoties.
Duale trajecten met werk als doelperspectief liggen in de lijn van hét speerpunt van het beleid van minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke (SP.A), met name de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt. Wij zien niet in waarom men daarvoor geen aandacht zou hebben bij het uitwerken van inburgeringstrajecten.
Mohamed El Omari (De auteur is jurist en voorzitter van Divers & Actief.)"
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten