"Dat Mohammed vaak gediscrimineerd wordt is jammer genoeg geen karikatuur noch een fabeltje, maar bittere ernst", aldus Mohamed El Omari in De Standaard van 21.02.2006. Hij maakt er het volgende "tekeningske" bij. Wie zich aangesproken voelt, doet er best iets mee.
"Stel je voor: je blinkt uit in verschillende praktische selectietests voor een vacature en je mag als beste kandidaat op gesprek bij de potentiële werkgever. Tot je grote verbazing stelt men je daar niet alleen vragen over jouw geloof, maar ook over het geloof van je echtgenote. Als je opmerkt dat dat tot je privé-sfeer behoort, word je wandelen gestuurd.
Dat is slechts één voorbeeld uit de klachten rond discriminatie op de arbeidsmarkt die onze vereniging ontving. En we stellen daarbij vast dat veel slachtoffers de weg naar het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding (CGKR) niet kennen. De 150 klachten over discriminatie op het werk die het CGKR in 2005 binnenkreeg (DS 20 februari) zijn dus niet meer dan het topje van de ijsberg. Dat Mohammed vaak gediscrimineerd wordt is jammer genoeg geen karikatuur noch een fabeltje, maar bittere ernst.
In gevallen zoals het voorgaande zijn we niet geneigd om het slachtoffer door te verwijzen naar het CGKR. Dat centrum kan immers niet veel meer doen dan een individu: een klacht neerleggen bij de politie of bij het parket. Het CGKR, dat zich bewust is van dit manifeste gebrek aan slagkracht, is al een tijdlang vragende partij voor de invoering van praktijktests die het bewijs van discriminatie kunnen vergemakkelijken. Dat soort tests houdt in dat beëdigde personen via controles onderzoeken of er sprake is van discriminatie.
Het CGKR sluit zich met zijn vraag naar praktijktests aan bij de auteurs van het vorig jaar gepubliceerde Handboek discriminatierecht. Die hadden vastgesteld dat de antidiscriminatiewet vooral gebruikt wordt om discriminerende meningsuitingen aan te pakken en slechts uitzonderlijk gehanteerd wordt in de strijd tegen discriminerende handelingen. De auteurs pleitten er dan ook terecht voor om de focus te verschuiven. Uit de parlementaire werken bij de antidiscriminatiewet van 2003 blijkt immers dat de wetgever een kader wilde creëren om discriminerend gedrag effectief te kunnen bestrijden. Vandaar dat deze wet voorziet in de mogelijkheid om praktijktests uit te voeren en aan de regering de opdracht geeft om de concrete voorwaarden waaronder dat kan uit te werken.
Het feit dat dat tot op heden (drie jaar later!) nog steeds niet gebeurd is, vooral door hevig verzet van de VLD, stemt tot nadenken. In onze rechtsstaat kan de uitvoering van een democratisch gestemde wet blijkbaar verhinderd worden door een politieke partij. De argumenten die daarbij worden gebruikt - men wil geen ,,verklikkersmaatschappij'' in het leven roepen - kunnen geenszins overtuigen. Een goede wettelijke omkadering van de praktijktests heeft immers net tot doel te vermijden dat controles gepaard gaan met uitlokking of een al te verregaande inbreuk op het privé-leven. Het is de rechterlijke macht die daarop moet toezien en moet beslissen of de discriminatie voldoende aangetoond is. De tegenstanders van de praktijktests tackelen niet alleen de wetgevende macht, zij geloven blijkbaar ook niet in de bekwaamheid van onze magistratuur.
Ondertussen blijven deze tegenstanders zweren bij het CGKR als wonderoplossing telkens wanneer het onderwerp discriminatie ter sprake komt. Het feit dat zij blind blijven voor de beperkingen van dit centrum, toont het belang aan dat ze hechten aan een effectieve discriminatiebestrijding. Het is alsof men de strijd tegen de sociale en de fiscale fraude zou voeren zonder ooit enige sociale of fiscale inspectie op pad te sturen. Met zo'n houding is men eigenlijk een objectieve bondgenoot van figuren zoals Matthias Storme, die onomwonden poneert dat de vrijheid om te discrimineren de meest fundamentele vrijheid is.
Dat geldt trouwens niet alleen voor de VLD, die zich openlijk verzet tegen de praktijktests, maar ook voor de SP.A die in dit hele debat de kop in het zand steekt. Nochtans zou men van een socialistische partij verwachten dat ze oog heeft voor de grote menselijke schade die discriminatie tot gevolg heeft. Nederlands wetenschappelijk onderzoek toonde al aan dat allochtone jongeren vaker depressief zijn, vaker last hebben van faalangst en vaker suïcidale neigingen vertonen dan autochtone jongeren, en dat deels ten gevolge van discriminatie.
Los van de menselijke aspecten zijn er ook louter economische overwegingen die de strijd tegen discriminatie rechtvaardigen. Zo stelde de Oeso onlangs dat de discriminatie op de arbeidsmarkt in ons land strenger aangepakt moet worden omdat ze onze economie ernstig schaadt.
De schijnheiligheid en de dubbelzinnige houding van de Vlaamse regeringspartijen is trouwens opvallend. Wanneer flagrante gevallen van discriminatie gemediatiseerd worden (zaak-Ferryn, zaak-Remmery, zaak van het Antwerps fitnesscentrum LA Gym) staan zij op de eerste rij om lippendiensten te bewijzen aan de strijd tegen discriminatie. Maar als het CGKR om de invoering van praktijktests vraagt blijven de daden echter uit.
De afkeer van controles is heel selectief en blijkt onbestaande wanneer het gaat om de bestrijding van fraude in de sociale huisvesting (nieuwe Vlaamse wooncode), de strijd tegen het terrorisme (nieuwe wet op de bijzondere opsporingsmethodes), of de strijd tegen mensen zonder geldige verblijfspapieren (huis-aan-huiscontroles en controles op het openbaar vervoer in Antwerpen).
In tijden waarin het bon ton is om te hameren op de plichten van mensen menen wij dat de plicht om niet te discrimineren via controles afgedwongen zou moeten worden. De gelijkwaardigheid van alle mensen lijkt ons immers een van de belangrijkste basiswaarden van onze samenleving. Wij hopen dan ook dat de praktijktests in België snel ingevoerd worden, in navolging van de Franse overheid die na de recente rellen aankondigde dat te zullen doen via een nieuwe gelijkekansenwet.
Dit is niet alleen nodig om de antidiscriminatiewet, die maar al te vaak dode letter blijft, te reanimeren. De uitvoering van een democratisch gestemde wet is ook noodzakelijk om het geloof in onze parlementaire democratie te herstellen. De meerderheid van de Vlamingen die niet discrimineren hoeven hier alvast geen schrik voor te hebben."
Mohamed El Omari (De auteur is jurist en voorzitter van Divers & Actief.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten