Samen met acht anderen heeft de Gentse Nepalees Prasad Rajendra Debkota in het Latijns-Amerikaans Huis in Elsene zijn tachtigste dag hongerstaking "beleefd". Iedereen houdt zijn/haar hart vast. Lang kan het niet meer duren. En de federale regering volhardt in de weigering om toe te geven aan "de chantage".
In De Standaard van 23 september 2008 stelt Wouter Kinds uit Gentbrugge dat de discussie over de chantage naast de kwestie is. Marnix Beyen gaat in onderstaande bijdrage in De Standaard van 27 september 2008 hierop verder. Ik neem ze integraal over, bij wijze van mijn persoonlijke smeekbede. Pitié!
Hongerstaking, een democratische uitdaging?
Volgens MARNIX BEYEN moet de hongerstaking van asielzoekers niet gezien worden als chantage, maar als een vreedzame poging van mensen met weinig democratisch kapitaal om toch een stem te krijgen.
Terwijl alle schijnwerpers in politiek België gericht waren op de teloorgang van het ooit onoverwinnelijk geachte kartel, dreigde in Brussel enkele tientallen mensen een weliswaar zelfgekozen, maar niettemin perfect vermijdbare hongerdood te sterven. Mensen die niet geboekstaafd staan als gevaarlijke criminelen, terroristen, psychopaten of politieke tegenstanders. Mensen die hier graag een relatief normaal leven zouden willen uitbouwen, maar daar niet de kans toe krijgen. Indien een van hen de komende dagen sterft, zou dat een pijnlijke primeur zijn in de Belgische geschiedenis.
Dat de hongerstaking zo weinig commotie wekt bij politici en in de samenleving legt de merkwaardige combinatie van zelfgenoegzaamheid en angst bloot die de democratische welvaartstaat vandaag kenmerkt. De rijkdom, de liberale vrijheden en de democratische rechten die wij hebben bereikt, lijken ons zo ideaal, dat zij dienen verdedigd te worden tegen alles wat als een bedreiging wordt ervaren. Op die manier wordt het algemene belang heel gemakkelijk gelijkgesteld met een vorm van collectief eigenbelang. Vanuit die premisse vinden we het allemaal normaal dat alleen migranten worden binnengelaten die een economische meerwaarde kunnen bieden; stellen we er nauwelijks vragen bij dat nieuwkomers inburgeringscursussen moeten volgen, terwijl wijzelf nooit een test in burgerzin moeten afleggen; schreeuwen we allemaal moord en brand over ongeoorloofde financiële transfers naar minder welvarende regio's.
Binnen diezelfde gedachtegang wordt een hongerstaking gemakkelijk geduid als een ongeoorloofde chantage, die volledig in strijd is met de spelregels van de parlementaire democratie. Daarbij vergeet men gemakshalve dat deze mensen uit landen komen waar wij voor geen geld van de wereld zouden willen wonen - en dat zij net zomin als wijzelf voor hun land van herkomst hebben gekozen.
In De Standaard (DS 23 september) pleit lezer Wouter Kinds er terecht voor het perspectief van de chantage te verlaten. Kan deze hongerstaking niet worden gezien als een onderdeel van een lange geschiedenis van sociaal protest - een traditie die in belangrijke mate heeft bijgedragen tot het democratische karakter van onze huidige samenleving? Heel de moderne geschiedenis door hebben groepen die buiten 'de politieke natie' vielen getracht hun gebrek aan sociaal kapitaal te compenseren door hun verlangens op een vaak creatieve en symbolische wijze onder de aandacht te brengen. Daarbij hanteerden zij niet zelden destructieve methodes: zij konden machines stukslaan, vliegtuigen kapen of het werk neerleggen. In andere gevallen kozen zij voor ludiek en luidruchtig protest, onder de vorm van betogingen en meetings. Maar zij konden evengoed hun heil zoeken in stil en geweldloos protest, dat maar efficiënt kon zijn indien zij er hun eigen leven mee op het spel zetten. Zonder de hongerstakers in Elsene tot nieuwe Gandhi's te willen uitroepen kunnen zij mijns inziens wel in het licht van deze traditie worden beschouwd. Grijpen deze mensen niet naar dergelijke extreme vormen van protest omdat zij in de actuele politieke context geen enkele van de grote partijen bereid vinden om hun verlangens resoluut op de politieke agenda te plaatsen? Omdat zij op geen enkele gematigde manier hun gebrek aan sociaal kapitaal kunnen compenseren?
Indien we de zaken vanuit dat perspectief zouden bekijken, dan zou het tonen van reële luisterbereidheid tegenover deze mensen niet verschijnen als een laffe toegeving aan chantage, maar als een moedige poging om tegen een stilzwijgende en nauwelijks geproblematiseerde consensus in te gaan. Met een dergelijke houding zouden politici tonen dat zij de welvaartstaat in zijn huidige gedaante niet beschouwen als een heilig bezit dat moet beschermd worden tegen externe dreigingen, maar als een goed dat we met anderen willen delen. Ze zouden de wil en de bereidheid tonen om de democratie verder te democratiseren. Dat betekent niet alleen dat zij transparanter en representatiever moet worden gemaakt - zoals tegenwoordig terecht vaak wordt geëist - maar ook dat zij een inclusiever karakter moet krijgen. De immense welvaart en stabiele politieke structuren van de West-Europese landen vormen een stevige basis om een dergelijke ambitie waar te maken. Een tegemoetkomende houding tegenover de hongerstakers zou een goed vertrekpunt kunnen zijn.
Marnix Beyen doceert geschiedenis aan de Universiteit Antwerpen
Nablog 05.10.2008: Na 87 dagen hongerstaking hebben Prasad Rajendra Debkota en de andere hongerstakers van het Latijns-Amerikaans Huis in Elsene op 03.10.2008 hun actie stopgezet. Meer nieuws op www.rechtopmigratie.be
Geen opmerkingen:
Een reactie posten